SV | Toen hij nu tot haar naderde, zeide de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor. |
WLC | וַיִּקְרַ֣ב אֵלֶ֔יהָ וַתֹּ֧אמֶר הָאִשָּׁ֛ה הַאַתָּ֥ה יֹואָ֖ב וַיֹּ֣אמֶר אָ֑נִי וַתֹּ֣אמֶר לֹ֗ו שְׁמַע֙ דִּבְרֵ֣י אֲמָתֶ֔ךָ וַיֹּ֖אמֶר שֹׁמֵ֥עַ אָנֹֽכִי׃ |
Trans. | wayyiqəraḇ ’ēleyhā watō’mer hā’iššâ ha’atâ ywō’āḇ wayyō’mer ’ānî watō’mer lwō šəma‘ diḇərê ’ămāṯeḵā wayyō’mer šōmē‘a ’ānōḵî: |
Toen hij nu tot haar naderde, zeide de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen hij nu tot haar naderde, zeide de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!